Geschiedenis[bewerken]
Er bestaan verschillende theorieën over het ontstaan van Barcelona. Volgens een van deze is de stad al 400 jaar voor de stichting van Rome door Hercules gegrondvest. Later zou de Carthager Hamilcar Barkas, de vader van Hannibal, de stad in de 3e eeuw v.Chr. hebben uitgebreid en naar zichzelf Barcino hebben vernoemd. Volgens de andere legende stichtte Hamilcar zelf de stad.
De eerste sporen van civilisatie rond Barcelona stammen uit de periode van 2000-1500 voor Chr. Het eerste volk dat de plek bewoonde, waren de Laietanen, een Iberisch volk, in de 7e eeuw v.Chr. Gedurende de Tweede Punische Oorlog werd de stad veroverd door de Carthagers, en in 218 voor Chr. door de Romeinen. De stad kreeg van hen de naam "Julia Augusta Paterna Faventia Barcino". Barcino werd gebruikt als een militair fort. In de 3e eeuw na Chr. had de stad ongeveer 6000 inwoners en functioneerde het als een van de vele vestigingen in de Romeinse route van Rome naar Cádiz. De stad lag in "Hispania Tarraconensis", een Romeinse provincie die het grootste deel van Spanje besloeg en die bestuurd werd vanuit Tarraco, het huidige Tarragona.
In de 5e eeuw werd "Barcino" bezet door de Visigoten die er een centrum voor handel en bestuur van maakten. In de 8e eeuw veroverden de Moren de stad onder leiding van de Arabische koning "Al-Hurr". Een groot deel van de bevolking vluchtte naar de Pyreneeën, waar ze kleine nederzettingen stichtten.
In 801 kwam de stad in bezit van het Frankische Rijk. In 985 verwoestte de Arabische leider van het kalifaat Córdoba "Almansur" een groot deel van de stad. Hij slaagde er echter niet in de stad te bezetten. Aan het einde van de 9e eeuw maakte Barcelona deel uit van het koninkrijk Aragón en begon aan de wederopbouw onder "Graaf Borrell II". Onder zijn leiding groeide Barcelona uit tot een machtig graafschap en in de 13e en 14e eeuw werd het een van de belangrijkste mediterrane steden, samen met Venetië en Genua.
Politieke spanningen en onrust bereikten de stad in de 16e en 17e eeuw. Nadat de koning van het Spaanse rijk, Ferdinand II van Aragón, trouwde met Isabella van Castilië, ontstonden er conflicten in het hele land. Deze begonnen met de "Catalaanse Opstand", van 1640 tot 1651, gevolgd door de Spaanse Successieoorlog, van 1706 tot 1714, waarmee een einde kwam aan de onafhankelijkheid van heel Catalonië, en een donkere periode voor de stad begon.
In de 19e eeuw werd Barcelona opnieuw een belangrijk politiek, economisch en cultureel centrum. Deze periode staat bekend als de wedergeboorte van de stad. In 1897 werd een deel van de stadsmuren verwijderd om Barcelona met de omliggende dorpen te verbinden en zo verder te groeien. De uitbreiding begon met de bouw van de wijk Eixample, ontworpen door Ildefons Cerdà. De nieuwe wijken zijn nu nog duidelijk te herkennen aan het regelmatige orthogonale stratenpatroon. De twee grote kopspoorstations, Station Barcelona França en Estació del Ferrocarriles Norte werden aan de oostzijde van de stad aangelegd. Er was een bovengrondse oost-westspoorverbinding buiten de oude stad maar in de nieuwe wijken.[2] Aan het begin van de 20e eeuw groeiden de economie en de industrie en vestigden zich arbeiders in de stad. Met hen kwamen nieuwe ideologieën de stad binnen. Slechts een gedeelte van de bevolking profiteerde van de economische bloei en de tegenstelling tussen arm en rijk nam toe. Onder invloed van linkse ideologieën, waaronder vooral het anarchisme, was er onrust bij de arbeidersklasse, wat onder meer uitmondde in de 'Tragische week' van 1909.
In juli 1936 maakt de Spaanse Burgeroorlog een abrupt einde aan de groei van Barcelona. De stad werd verscheidene keren gebombardeerd en in januari 1939 veroverd door het nationalistische leger van Francisco Franco. Dictator Franco beëindigde de autonomie van Barcelona en Catalonië voor 36 jaar. Hij 'gebruikte' Barcelona de eerste 15 jaar van zijn regime als een industriële machine, waarvoor een buitenproportionele groei van de stad werd afgedwongen. Door deze groei kwamen duizenden Spanjaarden uit het zuiden naar Barcelona voor werk. Een groot deel van hen leefde in barakken zonder gas, licht of water. Dit fenomeen heette in het Spaans barraquismo.[3] Verdedigers van de Catalaanse cultuur werden opgesloten in het kasteel van Montjuïc en riskeerden zelfs de dood, zoals Lluís Companys overkwam, die in 1940 bij dat fort werd geëxecuteerd.
Pas in de jaren zestig braken er, economisch gezien, betere tijden aan, vooral door de massale komst van Noord-Europese toeristen.[4] Deze concentreerden zich niet in Barcelona, maar rondom de toenmalige vissersdorpen, maar de extra werkgelegenheid in de omgeving was ook in het voordeel van de bevolking van Barcelona.
In 1975 overleed Franco en kwam er een einde aan 36 jaar onderdrukking en isolatie. Spanje kreeg een koning, Juan Carlos I, en Barcelona kreeg de kans om zich te ontwikkelen. De Catalaanse taal en cultuur waren weer vrij te gebruiken.
Barcelona werd in 1987 opgeschrikt door een bomaanslag van de Baskische afscheidingsbeweging ETA op de supermarkt Hipercor aan de Avinguda Meridiana. 21 mensen kwamen om het leven. De jaren tachtig brachten meer stabiliteit en rust. Toen in 1986 bekend werd dat Barcelona de Olympische Spelen van 1992 mocht organiseren, werd werk gemaakt van een enorme transformatie van de stad, onder de leiding van de befaamde architect en stedenbouwkundige Oriol Bohigas i Guardiola.[5][6] Het metronetwerk werd gemoderniseerd, de huidige rondwegen werden aangelegd, de luchthaven uitgebreid en een groot deel van het centrum 'schoongemaakt'. De stad, die lange tijd door de haven, wegen en spoorwegen van de Middellandse Zee was afgesloten, kreeg weer een zeefront en eigen stranden. Criminaliteit werd succesvol bestreden en vele historische gebouwen (waaronder een aantal van Antoni Gaudí) werden gerestaureerd. De stad heeft sinds 1 januari 2006 vier punten op de lijst van wereldsteden.[7] Barcelona is al veel langer een kampioen inzake city marketing. Sinds 2011 werpt het zich onder de noemer 'Barcelona 5.0' op als een model van smart city
Maak jouw eigen website met JouwWeb